Het mooiste Kerstverhaal !
Verteltijd: ca. 7 min.
De citerspeler
Een Fins volksverhaal over een door heksen ontvoerd meisje.
Er was eens een knaap die geen liefje had. Het werd Kerstmis, en de andere
jongens gingen allemaal naar het feest, maar hij bleef alleen thuis zitten. "Wat
moet ik nou?" dacht hij. Hij pakte zijn beurs, ging een kaars kopen, haalde
thuis zijn citer op en begaf zich naar het badhuisje, waar hij de kaars ontstak
en op de kachel zette. Toen begon hij te spelen. Verzonken in droef gemijmer had
hij zo een tijdje zitten tokkelen toen er plotseling een meisje het badhuisje
binnentrad en begon te dansen. Vervolgens kwam ze naar de jongen toe en gaf hem
een kus. Pas toen de klok middernacht sloeg verdween ze weer.
De volgende avond begaf de jongen zich opnieuw naar het badhuisje om daar op
zijn citer te spelen. En wederom kwam het meisje binnen en danste voor hem en
gaf hem een kus. De derde avond nodigde de jongen zijn oude petemoei uit en
vroeg haar om raad. De wijze oude vrouw dacht diep na en raadde hem toen: "Hang
een kruis om je hals, over je kiel heen, en als dat meisje nu weer komt en je
een kus geeft, hang haar dan snel het kruis om haar hals." Toen het meisje die
avond kwam en hem wilde kussen hing hij gauw het kruis om haar hals. Ze riep
zacht iets uit het raam, en van buiten hoorde hij het geluid van andere
meisjesstemmen... De jongen schrok zo dat hij bewusteloos neerzeeg.
De volgende morgen, toen hij ontwaakte, zag hij dat het meisje nog steeds bij
hem zat. Hij liep naar huis, op de voet gevolgd door het meisje. Hij probeerde
met haar te praten, maar ze kon geen woord uitbrengen. Meneer pastoor werd erbij
geroepen en die las haar Gods woord voor. Dit gaf het met stomheid geslagen
wicht op slag haar spraakvermogen terug, en ze vertelde waar ze vandaan kwam,
dat ze geboren was op het slot en de dochter van de graaf was. "Wil je me
begeleiden naar mijn vader?" vroeg ze de jongen.
Zo gingen ze samen op weg, met een paard en een krakkemikkige wagen, waarmee ze
het slot niet mochten bereiken, want de wagen begaf het en stortte in elkaar en
het paard was binnen de kortste keren bekaf. Ze vervolgden hun weg nu te voet,
tot ze tenslotte bij het kasteel kwamen. Daar werden ze echter niet zomaar
binnengelaten. "Heeft de graaf niet een lief kindje?" vroegen ze. "Dat klopt
ja," luidde het antwoord. "Wij komen met nieuws over dat kind," zeiden ze, en
toen werden ze bij de graaf gebracht.
De graaf vroeg: "Wat weten jullie van mijn kind?" - "Het enige wat we weten,"
zeiden ze, "is dat het kind eenentwintig jaar oud is, en dat het nooit gegroeid
is en toch niet doodgaat. Dat is jullie kind namelijk helemaal niet, ik ben
jullie dochter."
"Jij? Ons kind?" riep de graaf perplex uit. "Hoe kan dat nou?"
"Dat zit zo," legde het meisje uit, "ik ben ontvoerd door een heks die dat kind
in mijn plaats in de wieg heeft gelegd. Ik ben nu al eenentwintig jaar bij
haar."
Even was het stil. Toen vroeg het meisje de graaf: "Hebben jullie destijds niet
een bal gegeven?"
"Dat klopt ja, ik herinner me dat bal nog als de dag van gisteren."
"En is er toen niet een zilveren lepel gestolen?"
"Dat is waar ook!" zei de graaf met toenemende verbazing.
"En wat hebben jullie toen met de huishoudster gedaan?"
"Die hebben we laten kastijden wegens diefstal."
"En een tijdje later, gaven jullie toen niet weer een bal? En is er bij die
gelegenheid niet een zilveren beker gestolen?"
"Klopt," prevelde de graaf.
"Die huishoudster, dat was geen slecht mens," zei het meisje, "wij hebben toen
die beker gestolen! Ik hoop dat het nu duidelijk is dat ik jullie dochter ben,
en deze jongeman hier wil ik als echtgenoot."
"Waar heb je die arme sloeber in godsnaam opgeduikeld?" vroeg de graaf.
Het meisje vertelde: "Het was kerstavond en deze schat zat in het badhuisje op
zijn citer te spelen. Toen vroeg ik of ik naar hem mocht kijken. Dat mocht. Ze
stuurden me naar binnen om voor hem te dansen en ze bevalen me hem te kussen,
want we wilden hem inpalmen. Maar deze snuiter was ons te slim af! Twee avonden
achtereen bracht ik vrijblijvend met hem door. Maar de derde avond gooide die
rakker me een kruis om mijn hals, en toen ben ik bij hem gebleven. De volgende
morgen ben ik hem achternagelopen. Kortom, zo heeft hij mij uit de ban van die
heksen verlost."
De graaf erkende het meisje als zijn dochter. "Maar wat moeten we nu beginnen
met dat kindje dat al eenentwintig jaar bij ons is?" vroeg hij. "Er zit maar een
ding op," sprak het meisje op gedecideerde toon. "Je moet een brandstapel laten
bouwen en die aansteken en mij dan het kind geven!" Ze brachten haar het
poppedeintje, dat zij met een fluks gebaar op een grote spa legde en met een
boogje in het vuur wipte. De ontzette heksen krijsten uit het raam: "Verbrand
ons kind niet!" Maar reeds sloegen de vlammen hoog op, de huid van het kindje
barstte open en spatte van het lijfje af, en toen de vuurzee luwde bleek er van
het heksenkind niets anders over te zijn gebleven dan een klomp elzenhout.
Het meisje liep naar haar aanstaande toe en toonde hem de houten stomp te midden
der smeulende resten van de brandstapel, en de graaf zei tegen hem: "Het lijkt
me dat jullie maar eens moesten gaan kijken hoe het met je huis is!" - "Maar ik
heb niet eens paarden voor de reis erheen," antwoordde de jongeling. De graaf
liet paarden en een gerieflijke reiskoets voor ze aanrukken en gaf hun bovendien
ook nog een koetsier, en zo reden ze in ongekende luxe naar het huisje waar de
jongeman gewoond had. Zijn povere hut maakte een armzalige indruk en de graaf
sprak: "Over een maand staat hier een degelijk huis van steen!" Ze bouwden een
mooi stenen huis voor hem, waar hij met zijn jonge bruid introk, en daar, in dat
fraaie en deugdelijke bouwwerk, wonen ze nu nog.
* * * EINDE * * *
--------------------------------------------------------------------------------
Bron: www.beleven.org
Fijne feestdagen en een gelukkig nieuw jaar !