200 g magere
kwark, 1 ei, 50 g zachte boter, 150 g bloem, bloem voor het
uitrollen, zout, geraspte schil van 1/2 citroen, 8 kleine rijpe
Marillen (abrikozen), 8 suikerklontjes, 50 g boter, 80 g wit
broodkruim, 2 eetl. poedersuiker |
Abrikozenknoedels in broodkruim.
Bereidingswijze:
Vorm een glad deeg van de kwark met het ei, de boter, bloem, een
snufje zout en de geraspte citroenschil. Laat het deeg afgedekt ca.
30 minuten rusten in de koelkast. Was de Marillen (abrikozen), ontpit
ze en stop in elke abrikoos op de plaats van de pit een
suikerklontje. Breng in een grote pan royaal water met wat zout aan
de kook. Vorm het deeg op een met bloem bestoven werkvlak tot een
rol, verdeel deze in acht even grote stukken en druk ze plat. Omhul
elke abrikoos met een deegplakje, druk de naden stevig vast en vorm
er knoedels van. Doe de knoedels over in het zachtjes kokende water
en laat ze op laag vuur in ca. 10 minuten gaar worden. Verhit
intussen in een pan de boter tot ze bruist en rooster er het
broodkruim goudbruin in. Neem de gare knoedels met een schuimspaan
uit de pan, laat ze goed uitlekken en wentel ze dan door het
broodkruim. Bestrooid met poedersuiker opdienen.
|